De Pas-de-Calais is na het zwijgen van de kanonnen aan het eind van 1918 een weerspiegeling van drie sterke dimensies van een oorlog waarin vijf continenten betrokken waren. In de 30 à 40 kilometer brede rode zone van het front – 200 getroffen gemeentes – is alles verwoest. Vooral rond Bapaume. Geen boom, geen huis, geen kerk staat meer overeind. In de door de Duitsers bezette zone – door Yves Le Maner beschreven als ‘wel doordacht en methodisch’ – komen de steenkoolmijnen en het leven weer langzaam op gang. In de zone van de achterhoede (rond de gemeentes Boulogne, Montreuil, Saint-Pol- sur-Ternoise, Saint-Omer), waar miljoenen strijders tijd doorbrachten, hebben hoofdkwartieren, hospitalen, legerkampen onvergetelijke sporen achtergelaten in het (stads)landschap en de herinnering.
Op een gegeven moment waren alle gemeentes van de Pas-de-Calais op één of andere manier gemoeid met de Eerste Wereldoorlog. Ze zagen allen hun jongere inwoners ten strijde trekken en alle gemeentes hebben hun ‘doden voor het Vaderland’ betreurd. Na het negentigste herdenkingsjaar van de Eerste Wereldoorlog “maken we de omschakeling van levende herinnering tot geschiedenis mee”, aldus Yves Le Maner, directeur van La Coupole, Centrum voor Geschiedenis en Herinnering van de Nord–Pas-de-Calais.
De laatste ‘poilus’ (Franse soldaten) zijn inmiddels overleden en hun stemgeluid maakt plaats voor beeld- en archiefmateriaal. Talloze documenten die de simpele versie van een oorlog tussen Fransen, Duitsers en Britten wegwuiven. Deze oorlog was op wereldniveau en de Pas-de-Calais komt naar voren als ‘een beknopt overzicht van de oorlogvoerende wereld’, om de termen van historicus Xavier Boniface te gebruiken. Een vergrootglas op dit concentraat werpt een licht op de Canadezen, Australiërs, Nieuw-Zeelanders, Indiërs, Portugezen, Amerikanen, Zuid- Afrikanen… die deelnamen aan de gevechten. Frankrijk en Groot-Brittannië putten hun koloniën uit. In de loopgraven en op de slagvelden van de Pas-de-Calais.
« Een in elkaar geflanst front »
De Eerste Wereldoorlog kan in de Pas-de-Calais in drie verschillende fases opgesplitst worden. Een bewegingsoorlog van eind augustus tot eind oktober 1914: ‘de opmars van het Duitse leger naar Parijs’, waarin dorpen een steunpunt vormen in de gevechten voor de Frans-Britse ‘mengelmoes’. “Het front wordt al vechtend in elkaar geflanst” verklaart Yves Le Maner. De laatste klassieke gevechten vinden eind oktober plaats (Courcelles-le-Comte, Saint-Laurent-Blangy, Lorette…). De Eerste Slag bij Ieper luidt een nieuw tijdperk in: het eind van de ‘race naar de zee’.
« 100 % britannique »
De ‘positieoorlog’ of ‘stellingoorlog’ speelt zich af op een globaal front dat stagneert, met als enige uitzondering de terugtrekking van de Duitsers achter de Hindenburglinie. Eind 1915/begin 1916 verwachten de geallieerden een ‘nieuw leger’ met eenheden uit Canada, Australië. Nieuwe troepen duiken het bloedbad van de Somme in terwijl Frankrijk ‘al zijn mannen inzet op Verdun’.
Vanaf 1916 is het front in de Pas-de-Calais ‘100 procent British’. April 1917 staat in het teken van een belangrijk offensief: overwinning op Vimy, falen bij Arras. In november 1917 gebruiken de Duitsers voor het eerst tegenaanvallen van de infanterie als tactiek.
Methodische voortgang
De Russische aftocht luidt opnieuw de bewegingsoorlog in. In maart 1918 trekken de Pruisische keurtroepen ten aanval. De Slag bij de Leie maakt korte metten met de Britten, maar de Fransen steken de kop op: ‘de bres is nog nèt gedicht’. Vanaf eind augustus 1918 ontketenen de zich weer herstelde Britten methodische aanvallen en springen vooruit. Eind september 1918 wordt het Canal du Nord (gesloten wegens bouwwerkzaamheden sinds 1913) tijdens de tweede Slag bij Arras ingenomen. De Eerste Wereldoorlog heeft de Pas-de-Calais volledig overhoopgehaald. Tot op het bot. De Pas-de-Calais belandde met al die mannen uit alle windhoeken in de twintigste eeuw.